
Dinsdag 26 april
De afgelopen twee jaar zijn wij bezig geweest om te ontspullen. Ons huis stond vol met spullen. Spullen die ik misschien nog wel eens wilde gebruiken voor het één of ander doel. Spullen die ik bewaarde vanwege de herinneringen die eraan zaten. Spullen die ik eenvoudigweg niet kon wegdoen omdat ze gewoon nog goed waren.
Veel van die spullen heb ik verkocht via Marktplaats. Familiespullen heb ik uitgedeeld in de familie. Twee kofferbakken zijn naar het grofvuil gegaan en diversen naar de Kringloopwinkel in Reeuwijk en de Zendingswinkel in Bodegraven. Wat er overbleef is verhuisd naar de boot. Wat persoonlijke spullen.
Ik had van Adri voor twee verjaardagen vier mooie gegraveerde glazen potten gehad met deksels. Op het deksel zat een uivormige punt om het deksel aan op te tillen. De potten waren leeg. Twee smalle hoge, één lage dikke en één met een voet. Ze stonden op het plateau tussen keuken en salon te pronken. Regelmatig keek ik er met genoegen naar. Een laag hoger stonden de handgemaakte en beschilderde voorraadpotten uit de Dordogne. Op een vakantie gekocht bij een pottenbakker. Jarenlang in de keuken op de schouw gestaan. Vijf stuks; Farine, sucre, coffee, thé en poivre. Aflopend in grootte en beschilderd met gele irissen.
Vanmorgen om tien uur zegt Adri: “We moeten gaan, want het weer wordt steeds slechter”. We maken ons snel klaar en binnen vijf minuten zijn we los van de steiger in Muiden. We varen de havenmond uit en komen op het open water van het IJmeer. De lucht ziet er inktzwart uit en het waait stevig. De Centrale meldpost IJsselmeergebied geeft door: windkracht 5 en bij de buien 7. We overleggen even welke route we zullen nemen. De kortste route naar de randmeren is achter een paar eilandjes langs voor de kust van Muiden door een smalle vaargeul. Het is echter 1,4 meter diep buiten de geul en dat vinden we een beetje te link onder deze omstandigheden. We besluiten om vlak voor het eiland Pampus de vaargeul op te zoeken om zodoende het ondiepe gedeelte van het IJmeer te omzeilen. Het begint ineens hard te hagelen. De hagelstenen trommelen op de tent en ketsen er onderdoor. We zijn inmiddels zover richting Pampus gevaren zodat we onze koers kunnen omleggen richting het Oosten naar de Randmeren. Adri wendt de boot naar rechts en we komen half op de wind. De boot begint te rollen. De teakhouten eettafel op het achterdek met de twee stoelen ernaast schuift over het dek naar rechts. Het windlicht valt recht naar beneden op de zitting van de stoel. De bloembak op het tafeltje achter schuift rechts op de bank. De iPad die ik vanwege de hagel op de tafel had gelegd om droog te blijven balanceert op de rand. Vanuit de salon bereikt ons het geluid van een massa brekend glas. Adri corrigeert de boot weer snel en stuurt de kop weer in de wind waardoor we weer enigszins stabiel in het water liggen. Met de bui is er een hele hoop wind bijgekomen en we hebben plots te maken met golven van wel 1,5 meter hoog. “We gaan terug”, roep ik naar Adri terwijl ik mij staande probeer te houden tussen de stuurstoel en de tafel die ik op zijn plaats probeer te houden. “We gaan wel om Pampus heen, dan kunnen we voor de wind de vaargeul volgen” roept Adri boven het gebulder van de storm uit. Ik zie dat er op het voordek een fender los ligt. Door het gangboord schuifel ik voorzichtig naar voren om hem vast te maken. De loopplank is over het kofferdek geschoven maar heeft gelukkig geen schade aangebracht. De regen komt met bakken uit de hemel. De tafel op het achterdek schuif ik weer op zijn plaats en ik werp een blik in de salon. ‘Eén grote chaos’. De ontvochtiger is van het plateau gezwiept en ligt op zijn kant op de vloer van de salon de vloerbedekking te doordrenken. Mijn glazen potten liggen in scherven op de grond. De franse potten, glazen en kopjes van het aanrecht liggen in stukken op de vloer in de keuken. Het windlicht is van de salontafel geschoven en ligt op zijn kant op de vloer. Het witte zand, de schelpen en de kaars op de vloerbedekking. De pan met gehaktballen is van de kookplaat geschoven maar staat gelukkig nog op het aanrecht. De staande Tiffany lamp ligt op zijn kant maar is nog heel. De lades onder de bank zijn opengeschoven. In de kastjes is alles omgevallen wat de ruimte had om om te vallen.
Met mijn schoenen aan daal ik af in de salon om de stekkers van de ontvochtiger en de schemerlamp los te maken. Het valt niet mee om niet op glas te gaan staan. Ik raap de grootste brokstukken op in de salon en zet de ontvochtiger weer rechtop. De boot stampt echter nog flink en ik wil me niet snijden aan de scherven dus ik keer snel weer terug naar de stuurstand om Adri te helpen met navigeren, de rotzooi de rotzooi latend. Dat komt wel als wij weer vast liggen.

Als wij voorbij Pampus zijn gevaren aan de wind, verleggen wij de koers en gaan schuin voor de wind met de vaargeul mee richting de randmeren. We zien de bui aan de horizon boven Muiden. De zon licht de bebouwing op tegen de buienlucht en kleurt het water groen.
We varen even later onder de Hollandsebrug door het Gooimeer op. We hebben de wind nu schuin op de kont. De natte vlag striemt en klettert op de tent. Het maakt een heidens kabaal. Ik haal hem maar even naar binnen voor onze gemoedsrust. Het water is hier wat rustiger maar al snel komt de volgende bui met de nodige wind over ons heen. Op de kant zien we de contouren van Almere en Huizen aan ons voorbij gaan. Onder de Stichtsebrug door varen wij het Eemmeer op. Straks moeten wij de koers weer verleggen naar de Eem richting Amersfoort, als dat maar weer goed gaat. Bij de scheidingston EM18 gaan wij zuidelijk richting de Eem. De wind komt waarschijnlijk uit het noordwesten want het valt mee met het schommelen. Schuin voor de wind varen wij de Eem op. Hier kunnen de golven zich niet opbouwen en varen we redelijk rustig. De oevers van de Eem worden opgeknapt. Op verschillende plaatsen is nieuwe damwand aangebracht en zijn er ligplaatsen gecreëerd voor de ‘Sport’. Tot Amersfoort moeten wij nog 18 kilometer landinwaarts varen. We komen langs Eemdijk, Eembrugge en Baarn. Om beurten regent het of valt er hagel. Het is steenkoud. Ondanks onze winterjassen zitten we te vernikkelen. In Amersfoort trek ik de regenkleding aan. Alles is drijfnat. Ik hang de fenders naast de boot en leg de touwen klaar. Het zonnetje breekt even door en we zien dat het tentdak stoomt. Twee bruggen moeten voor ons worden bediend voor wij kunnen aanmeren in de Eemhaven voor de Koppelpoort van Amersfoort. Wat een tocht. We zijn blij heelhuids te zijn aangekomen. Adri blijft met de hond bovendeks terwijl ik de scherven ga opruimen. Anderhalf uur verder heb ik een emmer vol en is alles aangezogen en rest nog een vochtige plek in de vloerbedekking. Twee potten; ‘meel’ en ‘suiker’ hebben het overleefd. Ik ben uit mijn doen. Moet een traantje laten en baal vreselijk.


Wat een spannend verhaal zeg. Brrr.
Vanwaar die haast om met die dreigende wolken toch de trossen los te gooien??????
Jammer van je mooie gruzelementen. Echt pech.